Het nieuwe pensioenstelsel - Wet toekomst pensioenen (Wtp)
Juridisch pensioenadvies aan de Tweede Kamer
Nieuwsbrief van Stichting Pensioenbehoud van 28 oktober 2024
Op 15 oktober 2024 heeft advocaat prof. mr. Niek Peters op verzoek van de Tweede Kamer een advies van 123 pagina’s uitgebracht aan de Vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid met een juridische analyse inzake Motie Joseph over risico’s van invaren (transitie van oude in nieuwe rechten) in de nieuwe Wet Toekomst Pensioenen (zie bijlage).
Daarin zijn de volgende met elkaar samenhangende vragen beantwoord in relatie tot Europees recht:
1. Wat zijn de juridische risico’s en mogelijke aansprakelijkheid van het invaren voor de Staat en wat is de omvang van deze risico’s?
2. Wat zijn de juridische risico’s en mogelijke aansprakelijkheid van het invaren voor werkgevers en wat is de omvang van deze risico’s?
3. Wat zijn de risico’s van het invaren voor het rechtsstelsel en wat is de omvang van deze risico’s?
4. Wat zijn de juridische risico’s en mogelijke aansprakelijkheid van het invaren voor pensioenfondsen en wat is de omvang van deze risico’s?
Hierbij wordt geconstateerd dat pensioenaanspraken van mensen die nog werken en de pensioenrechten van gepensioneerden onder het Europees eigendomsrecht vallen. Nu is ook het eigendomsrecht geen absoluut of onaantastbaar recht is, maar dat onder bepaalde strenge voorwaarden een inbreuk mag worden gedaan. Denk bijvoorbeeld aan onze belastingen op inkomen en vermogen in het belang van de overheid.
Het advies gaat over de voorwaarden of inmenging door onze wetgever in het eigendomsrecht, in ons geval van de pensioenen, wel of niet gerechtvaardigd is. Daarvoor zijn verschillende criteria die worden toegepast in deze analyse. Daarbij moet worden gedacht of de Wet Toekomst Pensioenen onvoldoende rechtsbescherming biedt en/of onvoldoende voorzienbaar is. Of er ontbreekt een redelijke grond voor het invaren of dat de genomen maatregelen voor het invaren niet proportioneel zijn dan wel een onevenredige last opleggen. Ook het buiten werking stellen van het individueel bezwaarrecht op zichzelf moet als een ongeoorloofde inmenging in het eigendomsrecht worden beschouwd. ‘In dit verband valt niet uit te sluiten dat (in specifieke omstandigheden) wordt geoordeeld dat er wel sprake is van ongeoorloofde inmenging in de eigendom.’
Dat ‘vinden’ moet dan door de rechter worden bepaald, vooral als er door het invaren een nadeel wordt geleden. Ook indirecte discriminatie naar leeftijd is mogelijk als er geen adequate compensatie plaatsvindt bij het invaren. Het recht op een ongestoord gezinsleven kan ook een rol spelen voor het nabestaandenpensioen, vroegpensioen en ongehuwden pensioen.
Daar de uitwerking door pensioenfondsen van de effectieve gevolgen van het invaren nog niet bekend zijn gemaakt, kan de analyse daarover voor een individueel iemand of als groep geen zekerheid over de aantasting van het eigendom bieden. Maar dat er op vele punten (grote) risico’s zijn van een ongeoorloofde inbreuk op ons pensioenrecht als eigendom is wel duidelijk. Daarom de oproep van een groep seniorenverenigingen om af te zien van het invaren, zie de link Stel-het-invaren-van-pensioenen-uit/
Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 8 januari 2024
“Het Nederlandse pensioenstelsel is met de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) toekomstbestendig gemaakt.”, schrijft minister Schouten in haar brief aan de Tweede Kamer van 21december j.l. (zie bijlage) “Deze hervorming is, met behoud van sterke elementen als collectiviteit en solidariteit, een antwoord op een breed gedragen wens: eerder perspectief op een koopkrachtiger pensioen, dat transparanter en persoonlijker is en dat beter aansluit bij de ontwikkelingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt.”
Tot degenen die deze breed gedragen wens zouden hebben gehad, behoren in ieder geval niet de huidige pensioendeelnemers en gepensioneerden. Hen is niets gevraagd. Deze wens leefde alleen bij de politiek, het kabinet en de DNB vanwege haar toezicht risico’s. De reden is simpel: ook in de laatste sociale regeling als ons pensioen moest en zou ten koste van de huidige opgebouwde pensioenaanspraken marktwerking worden doorgevoerd. We hebben de negatieve gevolgen daarvan gezien in de zorg, de woningbouw en diverse andere overheidssectoren, waar het publieke belang werd verkwanseld. Met het algemeen belang houdt de markt zich niet bezig.
De minister vervolgt haar brief dan met de uitspraak: “In het oude pensioenstelsel kon de belofte van koopkrachtvaste uitkeringen voor de meeste deelnemers de laatste decennia niet worden waargemaakt. Deze beloftes zijn duur door de hoge buffers die moeten worden aangehouden. Door die hoge buffers gaan de pensioenen nauwelijks omhoog, ook wanneer er goede rendementen worden behaald door pensioenfondsen.”
In de brief wordt gesproken over het ‘oude’ pensioenstelsel, maar dat moet zijn het huidige pensioenstelsel zolang de nieuwe wet niet is ingevoerd. Ons huidige pensioenstelsel is van 2007 en daarin werd de rekenrente voor de verplichtingen van een pensioenfonds van een vast percentage omgezet in een variabel marktpercentage zonder rekening te houden met de lange termijn rendementen. Terwijl voor de premies dat wel mag, een onjuiste uitvoering van het wettelijke jaarrekeningrecht met een voor de activa en passiva verschillende waarderingsmethode. Daardoor werden de indexaties sinds 2008 veelal niet uitgekeerd, maar toegevoegd aan het pensioenvermogen van het pensioenfonds. En over die te hoge buffers procedeert de Stichting Pensioenbehoud samen met KBO Brabant tegen de Staat wegens strijdigheid met EU pensioenrecht. In het eerste halfjaar van 2024 wordt de uitspraak in cassatie verwacht.
De gevolgen van dit onjuiste wetgevingsbeleid vermeldt de brief wel: “In een aantal jaren zijn kortingen doorgevoerd en veel pensioenen zijn, tot het perspectief op het nieuwe pensioenstelsel er kwam, niet verhoogd. Daardoor nam de koopkracht van gepensioneerden af. Dit leidde tot begrijpelijke teleurstelling bij gepensioneerden, die het indexatieperspectief kleiner zagen worden.”
Er loopt ook nog een procedure tegen PMT om te zorgen dat de gemiste indexaties vanaf 2008 alsnog worden uitbetaald en niet verloren gaan bij de invoering van de pensioenwet Wtp. We laten ons niet vernachelen. Daarover later meer.
Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud 10 april 2023
De Pensioenfederatie, de overkoepelende lobbyclub van alle pensioenfondsen, maakte op 24 maart 2023 het volgende bekend. De pensioengerechtigde krijgt toch zijn eigen geschilleninstantie, omdat het wetsvoorstel voor de nieuwe pensioenwet de individuele pensioengerechtigde de mogelijkheid ontneemt om bezwaar te maken bij de rechter tegen het ‘invaren’ in het nieuwe stelsel. Er kan dan bezwaar worden gemaakt als de uitkomst van de omrekening van de huidige pensioenuitkering naar een nieuw pensioenvermogen niet juist is gedaan. Maar de pensioengerechtigde is daarbij afhankelijk van de pensioeninformatie en de berekeningsmethode die het pensioenfonds wil verstrekken. De hulp van een actuaris lijkt daarbij wel onontbeerlijk te zijn. Daarna kan over de uitkomst bij de geschillencommissie wel de rechter worden ingeschakeld. In de Telegraaf van 28 maart geeft de voorzitter van de Pensioenfederatie de volgende toelichting.
Kritiek leidt tot aanpassing
“De nieuwe Wet toekomst pensioenen (Wtp) heeft meer voeten in de aarde dan alleen – en dat is al een mammoetklus – het invaren van de €1400 miljard aan pensioenvermogens van de pensioenfondsen. Wat ook bij deze wet hoort, zo besloot minister Schouten (Pensioen) vorig jaar, is dat er een onafhankelijke geschillencommissie moet komen. De Pensioenfederatie nam het initiatief om dit in een vat te gieten.”
“Voorzitter van deze federatie Ger Jaarsma: “Omdat er is afgesproken dat deelnemers geen bezwaar kunnen maken tegen de overstap en de afspraken van de sociale partners, is er een externe commissie waar deelnemers terecht kunnen als ze wel nog andere bezwaren hebben.” De bezwaren kunnen over ‘zo’n beetje alles gaan’, legt hij uit, zoals over de hoogte van een eigen pensioenpot als die eenmaal op naam staat. “Een deelnemer kan dan in verweer over de data waarop die hoogte is gebaseerd.”
Losse stichting
“De stichting staat los van de Pensioenfederatie, zo legt Jaarsma uit, en krijgt een onafhankelijk bestuur waarin mensen zitten die minimaal een jaar al geen rol meer hebben in of rondom een pensioenfonds. In de geschillencommissie zelf nemen onafhankelijke ‘beslechters’ zitting, zoals rechters en advocaten. “Het kunnen ook pensioendeskundigen zijn, zoals hoogleraren of oud-bestuurders. Het is geen fulltime baan.” De stichting start per 1 januari 2024. “Dan is er een handjevol pensioenfondsen die start in de Wtp, en kunnen we ook een inschatting maken van hoeveel klachten er te verwachten zijn. Dat is voor ons nu nog gissen.”
Verplicht aangesloten
“Bij deze geschillencommissie zijn pensioenfondsen verplicht aangesloten. Wie pensioen heeft verzekerd bij een verzekeraar, kan klachten indienen bij geschillencommissie Kifid. “Verzekeraars hebben al een regeling, en hoeven dus niet in te varen. Kifid krijgt wel een aparte afdeling over pensioen gerelateerde zaken.”
“Net als bij Kifid, kunnen consumenten aangeven of ze willen dat het advies bindend is of niet. In het laatste geval is ook nog een gang naar de rechter mogelijk. “We zijn heel blij dat we deze stap hebben gezet. Het is alleen zaak dat deelnemers de weg er naar toe weten te vinden. Daar ligt een taak bij de pensioenfondsen.” Een naam voor deze commissie is er nog niet. “Wie een idee heeft, mag het zeggen”, glimlacht Jaarsma.”
Vraag
De vraag blijft of het acceptabel is dat dit wetsvoorstel de pensioengerechtigde de huidige mogelijkheid ontneemt om bij de rechter bezwaar te maken tegen het invaren, waarbij zijn toegezegde pensioenuitkeringen niet worden gerespecteerd. Wij vinden van niet.
.